Uit de oude doos: Hoe seksclub La Cloche een wielerploeg sponsorde

Op 19 augustus 2022 is Utrecht de startplaat van de Ronde van Spanje, de renners in de bekende ‘Vuelta’ komen ook vlak langs ons pand aan de Amsterdamsestraatweg 287D. Het deed ons terug denken aan een bijzonder stuk geschiedenis van La Cloche dat sponsor was van een profploeg in de jaren ’80.

De streken van een malafide wielrenner zorgden begin jaren tachtig voor een vroegtijdig einde van een kleurrijke Utrechtse profploeg met als hoofdsponsor de seksclub La Cloche. Ondertussen zijn we met nieuwe eigenaren als privehuis in 2018 is heropend. Hier volgt een reconstructie van Hetiskoers.nl.

In februari 1982 tekent wielrenner André Gevers een profcontract bij de nieuw opgerichte Utrechtse wielerploeg La Cloche. Maar de inkt is amper droog als hij het ondertekende document weer inlevert: hij heeft ontdekt dat hoofdsponsor La Cloche een seksclub aan de Amsterdamsestraatweg in Utrecht is. ‘Men vertelde mij dat La Cloche een Heerlense beleggingsmaatschappij in onroerend goed was,’ verklaarde Gevers in de Telegraaf. ‘Het blijkt dus een maatschappij in roerend goed te zijn.’

Rijden voor een seksclub is tegen de principes van Gevers, die sinds een paar jaar Jehova’s Getuige is. ‘Het zou van weinig piëteit getuigen om via shirtreclame een seksclub nog meer klandizie te bezorgen,’ aldus de amateurwereldkampioen van 1975.

Op de ploegfoto dus geen Gevers, de beoogd kopman van de kleine profploeg. Net als collega Martin Havik kwam hij eerder uit voor de TI Raleighploeg. De andere renners luisteren naar minder bekende namen: Jos Schaap, Ben van den Heuvel, Wicher van der Hoef, Piet Hoevers, Steve Jennings, Johan van Dijk, Hennie van Lent en Rinus Smits.

Oostenrijk

Piet Hoevers is door Rinus Smits benaderd om bij La Cloche te komen rijden. Smits, afkomstig uit Maarssenbroek, was eerder pachter van de Rotterdamse nachtclub Babylon en weet nu sponsors te interesseren voor zijn profploeg. En renners, onder wie Hoevers, die in één klap profrenner is. ‘Ik kende Rinus al,’ blikt hij met ons terug, ‘we gingen altijd samen naar wedstrijden. We reden bij de liefhebbers – ik was een middelmatige coureur, blonk nergens echt in uit. Rinus vroeg me of het niet wat voor me was, rijden bij die profploeg. Ik leefde van een uitkering, maar ook met een baan had ik toen waarschijnlijk voor deze ploeg gekozen. Wielrennen was alles voor me.’

De ploeg wordt eind februari aan de pers gepresenteerd in Sporthal Bloemstede in Maarssenbroek. Daar is La Cloche-ploegleider Johnny Meijer de horeca-uitbater, vandaar. Driehonderd genodigden zijn getuige van de presentatie, een bondsofficial spreekt lovende woorden over de nieuwe ploeg. ‘Heel apart,’ aldus Hoevers. ‘Sta je daar ineens als prof in de schijnwerpers.’

De start is veelbelovend. La Cloche belegt begin maart een heus trainingskamp in Sonnenhof, het favoriete hotel van echtpaar Smits in het Oostenrijkse Sankt Johann. Om te trainen op de fiets en op de latten, en om elkaar beter te leren kennen. Ze bereiden zich er serieus voor op het wielerseizoen, herinnert Hoevers zich. ‘We deden verschillende duurtrainingen, vooral door te langlaufen. En af en toe gingen we fietsen; het was nat maar de wegen waren berijdbaar. We waren echt met de sport bezig.’

Behalve misschien Rinus Smits. Hoewel hij getrouwd is, legt hij het in het hotel in Sankt Johann aan met de wat naïeve serveerster Elisabeth. Hij wil zelfs met haar trouwen, vertelt hij haar, en hij belooft haar een mooie baan in Nederland. De serveerster gaat in op het voorstel, neemt in Oostenrijk ontslag en reist met de La Cloche-renners mee naar Nederland. Hoevers kijkt er niet van op. ‘Elisabeth liet zich door Rinus helemaal inpakken. Daar was-ie goed in. Had altijd prachtige verhalen. En: Rinus had altijd vriendinnen. Hij kende het meisje al van eerdere skivakanties.’

Weeskind

In Nederland wordt duidelijk wat Smits’ bedoelingen zijn. Hij probeert de Oostenrijkse te slijten bij La Cloche. ‘Ik ken Rinus al jaren,’ aldus mede-eigenaresse Yvonne Boskoff in 1982. ‘Op 15 maart kwam hij ineens binnenvallen met een verhaal over een zielig meisje. Een weeskind, vertelde hij. Moeder was overleden aan kanker en haar vader had zich opgehangen. Tot overmaat van ramp werd ze nu uitgebuit in het Oostenrijkse hotel waar ze werkte. Volgens Rinus werkte ze daar negentig uur per week en moest ze slapen in een kast. Ze wilde per se naar Nederland en hier in een club gaan werken.’

Maar als Elisabeth twee dagen later bij La Cloche op de stoep staat, blijkt van interesse in sekswerk geen sprake. ‘Ze was in tranen,’ aldus Boskoff. ‘Rinus had haar gezegd: “Als je met een man naar bed moet denk je maar aan mij.” Ze was ten einde raad en ze zei dat ze het nooit zou kunnen opbrengen. Het leek me ook geen kind voor dit soort werk. Ik begreep dus dat ze helemaal niet uit eigen vrije wil kwam. Rinus had beloofd over drie maanden met haar te zullen trouwen, als ze een half jaar voor hem wilde werken.’

De La Cloche-eigenaresse is woest en probeert Smits te bereiken. Tevergeefs. Haar volgende telefoontje is naar de politie, om de man die namens La Cloche een profploeg begon aan te geven. Om te voorkomen dat Smits de vrouw elders als prostituee probeert aan te bieden, nemen de eigenaressen van La Cloche de serveerster onder hun hoede.

Vrouwenhandel

Ondertussen is de wielerploeg voor een tweede trainingskamp neergestreken in Loosdrecht. ‘Wij wisten van niks,’ vertelt Hoevers. ‘Totdat ik met Hennie van Lent terugkwam van een trainingsrondje en er een arrestatieteam stond. Rinus werd gearresteerd, zo kwamen we erachter.’

Smits wordt verdacht van vrouwenhandel en de serveerster wordt teruggebracht naar Oostenrijk. Smits’ vrouw Els verklaart aan Telegraaf-journalist Cees Koning dat ze ‘een gerust geweten’ heeft. Koning beschrijft dat ze tijdens het interview ‘half onderuit gezakt in een luie stoel’ zit, met ‘een pak filtersigaretten bij de hand’, terwijl ze ‘de ogen reinigt van één van haar drie katten’.

Voor la Cloche is de maat vol: de seksclub stopt als hoofdsponsor. Dat betekent meteen ook het einde van de ploeg, amper een maand nadat het team aan de pers en driehonderd genodigden is voorgesteld.

Een hard gelag voor de renners, zeker voor Hoevers, die geld in de ploeg stopte. ‘Ach, zo veel was het niet,’ vertelt hij vele jaren later. Erger vindt hij het gevoel belazerd te zijn door iemand die hij beschouwde als vriend. Hoevers, in 1982: ‘Het is onvoorstelbaar hoe we in de gladde praatjes van Rinus zijn getuimeld. Alles komt goed, zei hij altijd, ik regel dat wel. Nou dat hebben we gezien. Rinus heeft slechts toezeggingen gekregen. Niets heeft zwart op wit gestaan. Iedereen is voor z’n vlotte babbel en flair bezweken.’

Personen die Smits hebben gekend, maar niet met naam willen worden genoemd, bevestigen het beeld van een joviale man met praatjes. ‘Hij had altijd geld en was gul. Bij hem kon je altijd wat komen drinken en hij was de vrolijke noot als hij op bezoek was. Aardige vent, je kon altijd met hem lachen, een mooiprater.’ Maar ook: ‘Iemand die een pistool op zak had en die je niet tegen je moest hebben.’ En: ‘Hij had dames op de Wolphaertsbocht in Rotterdam.’

Vrachtwagen

Hoevers zoekt in het voorjaar van 1982 nog even naar nieuwe sponsors, tevergeefs. Gevolg: acht brodeloze renners en nog anderen die hun geld kwijt zijn. Hoevers: ‘Smits had blijkbaar her een der geld geleend. Duizenden guldens, exclusief de onbetaalde rekening van het hotel in Sankt Johann, zo’n 20.000 gulden.’

Kopman Martin Havik, de bekendste van het stel, vindt voor zichzelf een privésponsor. Voor de andere renners zit een profcontract er niet meer in. Met uitzondering van Smits zelf, die naar verluidt tijdens zijn zes weken detentie met de celdeur open mag trainen op een rollenbank. In 1983 rijdt hij nog even zonder sponsor bij de profs.

Na zijn kortstondige avontuur als profwielrenner verslijt Smits nog wat baantjes. Het huwelijk met Els houdt geen stand, met zijn partner Isa krijgt hij een zoon, met partner Grace een dochter.

Goed in z’n vel zit Smits op een gegeven moment niet meer. Volgens een bekende lijdt hij aan depressies.

Op 30 december 2002 neemt Rinus Smits vlak bij zijn woonplaats, het Drentse Gasselternijveenschemond, een niet meer terug te draaien besluit.

Een paar dagen erna meldt de politie in een getuigenoproep het volgende: ‘Vlak voor een parkeerplaats aan de Van Veelenweg in Gasselternijveen liep er plotseling en vlak voor een truck met oplegger een man naar het midden van de weg. De vrachtwagenbestuurder kon de man niet meer ontwijken. Het slachtoffer werd overreden en overleed ter plaatse.’